Dit onderzoek is het gevolg van een toezegging van de minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer naar aanleiding van een motie van Tweede Kamerlid Helder van de PVV over het strafbaar stellen van het voorhanden hebben van professionele inbrekerswerktuigen. Het voorhanden hebben van inbrekerswerktuig kan worden aangepakt via de Algemene Plaatselijke
Verordening (APV) van gemeenten en voorbereidingshandelingen bij woninginbraak kunnen – mits tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd – strafrechtelijk worden vervolgd middels artikel 46 Sr. De minister heeft tijdens het Algemeen Overleg Politieonderwerpen
van 30 januari 2014 aangegeven: “de denkrichting om niet alleen in de nachtelijke uren, maar ook overdag tegen voorbereidende handelingen te kunnen optreden, spreekt mij aan.”
De minister zal dit onderzoek benutten om te beoordelen of (aanpassing van) wetgeving zinvol wordt geacht. Dat is een politieke afweging waar in het onderzoek zelf geen uitspraak over wordt gedaan. Het onderzoek is beperkt in omvang en richt zich op de feitelijke ervaringen
met het aantreffen van inbrekers bij handelingen die als voorbereidingshandelingen kunnen worden aangemerkt, alsmede de strafrechtelijke opvolging daarvan met bijzondere aandacht voor mogelijke complicaties bij de verruiming van de huidige praktijk naar de dag en de
avond.